Home / Mensenwerk / Team Vastgoed

In gesprek met de architecten van de Groene Loper: Jo Janssen

Mensen horen graag ergens bij, maar vinden het ook prettig als hun woning iets eigens en verrassends heeft. Architect Jo Janssen heeft als ontwerper, docent en onderzoeker veel nagedacht over wat precies de kwaliteit bepaalt van het wonen. Een zoektocht die ook van pas komt bij het ontwerpen van één van de vier gebouwen aan de Kennedysingel, aan de zuidelijke Groene Loper. Janssen tekent hier een appartementencomplex van 36 huurappartementen met een omvang van 60 tot 80 m2. Samen met de andere architecten aan de Kennedysingel werkt Janssen aan wat volgens hem straks een uniek stukje Maastricht gaat worden. 

Niet opvallen

Janssen heeft een eigen architectenbureau sinds 1990. Dat bestaat naast hemzelf uit vier andere architecten. In het bureau werkt hij samen met Wim van den Bergh, fulltime professor aan de technische hogeschool RWTH in Aken (Lehrstuhl für Wohnbau). Janssen zelf doceert naast zijn ontwerpwerk aan de Faculteit Architectuur van de Universiteit Hasselt.

 

Janssen volgde naar eigen zeggen de lange weg richting architectuur, via de mts bouwkunde, hts bouwkunde en tot slot de Academie voor Bouwkunst in Maastricht. Hier is hij onder meer bekend van het Piazza Céramique, het woonwerk-gebouw op het Céramique-terrein. Hij woont er zelf en heeft er ook zijn kantoor. Vlak in de buurt ontwierp hij het hoofdkantoor van WML schuin tegenover het provinciehuis. ‘Dat is best een hoog en groot gebouw’, aldus Janssen. ‘Toch kennen veel mensen het niet. Als ik zeg dat ik dat heb ontworpen, vragen ze: waar ligt dat dan? Aan de Kennedybrug. Nee, is ons nooit opgevallen. Dat vind ik eigenlijk een groot compliment. Ik heb het gebouw dan blijkbaar goed in zijn omgeving verankerd. In plaats van dat ik iets heb gebouwd dat schreeuwt: kijk mij eens.’

Wat bepaalt de kwaliteit?

Het niet willen opvallen tekent de architectuuropvatting van Janssen. Hij is wars van het grote gebaar en zoekt het meer in de eenvoud. Geen suikertaarten ontwerpen, maar gebouwen die zich goed voegen naar de omgeving en daarmee een eenheid vormen. ‘We moeten niet altijd en overal modern en origineel willen zijn, maar ons bewust zijn van de kwaliteit die er al is vanuit het verleden. In plaats van die af te breken, zoek ik altijd naar mogelijkheden om de bestaande kwaliteit te verbeteren en door te ontwikkelen.’

 

Vanuit dit uitgangspunt is Janssen met een collega in Hasselt, Tim Vekemans, ook een onderzoek gestart naar wat precies de kwaliteit van het wonen bepaalt. ‘Door de woningnood ligt de nadruk in de woningbouw al decennia op het produceren van voldoende woningen. Heel begrijpelijk’, vindt Janssen, ‘maar wij willen de discussie terug brengen naar de inhoud. Wat kunnen we van de historie leren? Waarom vinden mensen woningen uit de jaren dertig zo aantrekkelijk? Vaak hebben ze een zekere overmaat, in de omvang en hoogte van de kamers. Daardoor zijn de kamers voor meerdere doeleinden te gebruiken. Verder vormen veel jaren dertig-straten een eenheid, zonder dat de woningen allemaal hetzelfde zijn. In schril contrast hiermee staan veel woningcomplexen uit met name de jaren zeventig, tachtig en negentig. Aan de binnenkant zijn ze allemaal hetzelfde, aan de buitenkant zijn ze allemaal anders. Het is een geforceerde diversiteit waar ik niet zo van houd.’

Interview_ontwerpsessie_beeld_2.jpg

Geen specialist maar generalist

Mede door de eenvoud is aan de ontwerpen van Janssen aan de buitenkant vaak niet te zien welke ruimtes en functies er achter schuil gaan. Dit komt tegemoet aan het idee dat woningen ook aan de binnenkant de bezoekers moeten kunnen verrassen. Daarbij besteedt Janssen veel aandacht aan het creëren van goede, liefst voor meerdere doeleinden te gebruiken ruimtes. En hij probeert steeds om binnen de altijd begrensde middelen toch mooie details te maken. Dit speelt mee in zijn bewuste keuze om een klein bureau te houden. ‘Ik zie de architect als een generalist, die ook moet weten of hetgeen hij of zij heeft getekend daadwerkelijk gemaakt kan worden. In een groot bureau zullen medewerkers zich snel gaan specialiseren. Die specialisten verliezen vaak de belangstelling voor het werk van hun collega’s buiten hun eigen gebied. Ook is er het risico van informatieverlies bij de overdracht van werkzaamheden. Wij doen in ons kleine bureau alles. We kunnen daardoor niet een groot aantal grote projecten op ons nemen, maar die projecten die we aannemen, doen we dan wel heel goed. Daar hoort ook het toezicht op de bouwplaats bij. Dat doen we als architect bij voorkeur altijd zelf. Zo kun je er op tijd bij zijn als een bepaalde detaillering in de uitvoering verloren dreigt te gaan. Zo’n werkwijze is niet heel gebruikelijk onder architecten. Ik heb wel eens op een bouwplaats een uitvoerder gesproken die verrast was dat ik als architect kwam kijken. Dat had hij in zijn 22-jarige carrière nog nooit meegemaakt.’

Verrassend

Ook in het complex met huurappartementen aan de Kennedysingel aan de Groene Loper streeft Janssen naar verrassende elementen. Zo wil hij de woningen binnen in het gebouw ramen geven naar de gangen. ‘Dat komt de leefbaarheid daarvan ten goede. Bewoners kunnen altijd besluiten de ramen af te schermen’, vertelt hij. ‘Daarnaast passen we aan de kant van de Kennedysingel vouw-schuifluiken toe waarmee de bewoners zelf kunnen beslissen of ze het licht binnen willen laten of juist niet, en of ze wel of niet willen uitkijken op de straat. Voor de aansluiting met de omgeving krijgt de gevel aan de Kennedysingel wat meer een utilitaire uitstraling, terwijl die aan de noordwestzijde meer aansluit op de laagbouwwijk die hier in de toekomst gaat komen.’

Saamhorigheid

Janssen heeft veel waardering voor de ruimte die opdrachtgever Ballast Nedam Development (BND) geeft om ook in het toch wat strakkere regime van huurappartementen bijzondere elementen toe te voegen. ‘BND geeft ook ruimte voor de onderlinge dialoog. Ze heeft echt haar best gedaan om hier architecten bij elkaar te brengen die affiniteit met elkaar hebben en niet met elkaar de concurrentie aangaan. Dat werkt in de praktijk uitstekend. We zoeken samen naar hoe we van de vier gebouwen een eenheid kunnen maken, zonder dat het een eenheidsworst wordt. Dat komt ook tegemoet aan wat mensen willen. Veel mensen voelen zich prettig bij een bepaalde saamhorigheid en dus eenheid in de gebouwde omgeving. Daar streven we ook aan de Kennedysingel naar. Door in de ontwerpsessies regelmatig onze ontwerpen naast elkaar te leggen, worden alleen al de overgangen tussen onze gebouwen een stuk beter. Zo wordt in dit proces optimaal gebruik gemaakt van de meerwaarde die je als architect kunt hebben.’

Top